Space Jam 2: de beste Looney Tunes gerankt!
- Elmer Fudd
Wascawwy wabbit!
De vriendelijke jager met het spraakgebrek jaagt vaak op Bugs Bunny en Daffy Duck, maar eigenlijk is hij meestal prooi voor één van deze twee dieren. Elmer is aardig, superdom en áls hij de kans heeft om Bugs neer te schieten dan krijgt hij medelijden…
Elmer is behoorlijk slap en totaal geen partij voor Bugs Bunny. Toch heeft hij een belangrijk effect gehad op de Engelse taal! Bugs Bunny noemt Fudd vaak “Nimrod”, een machtige jager die in de Bijbel genoemd wordt. Amerikaanse bioscoopgangers hadden geen idee wie dat was, en vulden de betekenis zelf in: sindsdien betekent het woord nimrod ‘domoor’!
Article continues after the ad
- Porky Pig
Th-th-th-th-That’s All, Folks!
De brave Porky Pig was één van de eerste Looney Tunes in 1935. Een paar jaar later verscheen Daffy Duck die al snel véél populairder werd dan het kleine biggetje. Porky werd veel gebruikt als sidekick (en aangever) voor Daffy en is in sommige cartoons ook de baas van kat Sylvester (die hem onopvallend probeert te redden van allerlei onheil).
Porky Pig is meestal aardig en goedgehumeurd, ook al probeert iedereen hem te belazeren. Hij komt er eigenlijk altijd goed vanaf, maar het betekent ook dat hij meestal tweede viool speelt in de filmpjes. Zijn beroemde “That’s all, Folks!” geeft hem natuurlijk wél bonuspunten.
- Tasmanian Devil
Arghlblarghblrlrlaah!
Taz zit niet in heel veel oude Looney Tunes-filmpjes, maar later werd hij toch weer erg populair door rollen in o.a. Tiny Toons en zijn eigen show Taz-Mania. Als je kind was in de jaren 90, dan is er bijna 100% kans dat je een T-shirt met Taz erop had. De Tasmanian Devil zelf is een superlomp beest dat als een wervelwind ronddraait en alles op zijn pad opvreet.
Taz is vooral grappig als tegenstander van Bugs Bunny en Daffy Duck, die samen moeten werken om niet opgevreten te worden. In Taz-Mania was hij een stuk rustiger en kon hij ook gewoon praten.
- Speedy Gonzalez
¡Andale, andale!
Speedy Gonzalez is de hyperactieve, pijlsnelle muis die als een soort Zorro misstanden aanpakt (of kaas steelt, net waar hij zin in heeft). Hij komt in conflict met Daffy Duck, Sylvester en alle andere katten in de Looney Tunes-serie.
Speedy werd door de decennia heen een paar keer ‘gecanceld’, omdat de muizen in zijn filmpjes vaak lui, dronken en héél Mexicaans zijn. Mexicaanse Amerikanen vroegen ook steeds weer om zijn terugkeer, omdat de muis grappig is, slim én typisch Amerikaanse tekenfilmfiguren in de zeik neemt. Het is een behoorlijk complexe situatie waar de krijsende muis zich in bevindt. 6. Yosemite Sam I hates rabbits! De slimme, meedogenloze Bugs Bunny had zó weinig moeite met de slappe Elmer Fudd dat Warner Bros. het een beetje zielig vond worden (en Bugs begon steeds meer op een sadistische pestkop te lijken). Daarom bedachten ze de cowboy Yosemite Sam als een meer waardige tegenstander. Hij is agressief, schiet om het minste of geringste met zijn pistolen en háát schattige dieren. Hoewel Sam minder dom is dan Elmer trekt hij meestal ook aan het kortste eind. Bugs Bunny moet in elk geval zijn best een beetje doen. Luister ook onze podcast met kijktips en het laatste nieuws. Ook te luisteren op Spotify en Apple Podcasts.
- Marvin the Martian
Hmmmm…
Dit kwaadaardige marsmannetje is van plan om de aarde op te blazen met zijn mega-ruimtelaser. Waarom? Omdat onze planeet zijn uitzicht blokkeert. Bugs Bunny streed altijd met leeghoofden als Elmer en Yosemite Sam en daarom vond Warner Bros. het een goed idee om een nieuwe schurk te introduceren. Marvin is enorm slim, gebruikt wetenschappelijke kennis en is een beetje een nerd.
Marvin nam het af en toe ook op tegen Daffy Duck, in de Duck Dodgers-cartoons. Hierin zijn de twee aardig aan elkaar gewaagd tot ze in hun strijd weer eens de hele planeet opblazen.
- Tweety & Sylvester
I tawt I taw a putty cat!
De gele kanarie Tweety en de zwarte kat Sylvester zijn aartsvijanden tot en met. Sylvester probeert Tweety al tientallen jaren op te eten, maar het is hem nog stééds niet gelukt. Aanvankelijk was Tweety enorm sadistisch tegen de kat, maar door de jaren heen werd hij steeds onschuldiger. Het maakt de klappen die Sylvester krijgt niet minder hard.
Met name Tweety is een bijzonder populair personage hoewel de arme Sylvester het meeste werk doet. Soms werken de twee ook samen, zoals in de detectiveserie The Sylvester & Tweety Adventures. In onbewaakte momenten probeert de kat zijn gele collega nog steeds op te eten.
- Bugs Bunny
Eh, what’s up, doc?
“Eh, what’s up, doc?” Bugs Bunny is de bekendste Looney Tune en ook één van de grappigste. Hij doet niets liever dan Daffy Duck en Elmer Fudd in de zeik nemen en bedenkt daarvoor de meest sluwe plannetjes. Daffy en (vooral de jager) Elmer verdienen meestal ook wel een oorwassing, maar Bugs doet écht veel moeite om ze te vernederen. En daar blijft het niet bij: in dit fragment begraaft hij Elmer Fudd levend en vraagt hij de kijker: “Wat een eikel, ben ik, hè?”
Bugs Bunny verliest vrijwel nooit: daar is hij veel te cool én slim voor. Hij is veruit de populairste Looney Tune in Amerika, maar in Europa houden we toch ook heel veel van geboren verliezers als Daffy en Donald Duck.
- Daffy Duck
You’re despicable!
Daffy Duck en Donald Duck lijken best veel op elkaar! Ze zijn beiden hyperactief, trots en hebberig. Donald heeft ergens nog een gouden hart, maar Daffy gedraagt zich bijna altijd jaloers, een beetje narcistisch én egocentrisch. Hij is niet altijd gemeen maar als Bugs Bunny in de buurt is overschreeuwt hij zichzelf (omdat het konijn populairder is).
In de jaren 60 was Daffy Duck regelmatig écht kwaadaardig: hij sloeg bijvoorbeeld de vrienden van Speedy Gonzalez omdat ze op zijn land aan het verhongeren(!) waren. De laatste decennia is hij nog steeds egocentrisch, maar is hij ook vaak een ‘lovable loser’.
- Road Runner en Wile E. Coyote
Meep meep!
Veel Looney Tunes maken continu woordgrappen maar Wile E. Coyote en de Road Runner maken je (bijna) zonder woorden aan het lachen. De hongerige coyote bedenkt de meest wanhopige plannetjes om de pijlsnelle loopvogel te vangen, maar ze ontploffen (letterlijk!) in zijn gezicht. Of vallen op zijn kop, verbrijzelen z’n poten, kraken z’n schedel; je kent het wel!
De bizarre, pijnlijke avonturen van Wile E. Coyote en de Road Runner zitten boordevol vreemde humor en onverwachte twists. In de Space Jam-films heeft dit duo helaas maar een bijrol, omdat ze niet praten. Wile E. Coyote en Road Runner zijn de meest pure, hilarische vorm van tekenfilmslapstick die je kunt vinden.
Buitencategorie - Lola Bunny
Don’t call me doll!
Lola Bunny werd speciaal voor de eerste Space Jam bedacht om meisjes naar de film te lokken en nóg meer speelgoedmogelijkheden te benutten. Ze is atletisch, heeft het lichaam van een pin-upgirl, is superstoer, zorgzaam én alle Looney Tunes zitten continu naar haar kont te loeren. Jonge jongens raakten in de war van hun gevoelens voor een cartoon-konijn: de chaos was compleet! Zonder Lola Bunny was de nieuwe Netflix-freakshow Sexy Beasts waarschijnlijk nóóit verzonnen.
Na Space Jam werd ze alsnog een vast personage (de vriendin van Bugs) en maakte Warner Bros. haar een stuk minder uitdagend. In Space Jam 2 heeft ze eindelijk een ‘normaal’ lichaam, voor zover je daarvan kunt spreken bij een tekenfilm, maar je begrijpt wat we bedoelen!
Space Jam: A New Legacy
Vanaf vandaag draait het nieuwe Looney Tunes-avontuur in de Nederlandse bioscoop. Alles wat je verder wilt weten over Space Jam 2 lees je hier!
Joan Lommen werkte 40 jaar bij weekblad Donald Duck en is voor eeuwig verknocht aan het stripfiguur. ‘Donald zit in mijn DNA’
Ze zijn overal en in alle maten en vormen te vinden op de redactie van weekblad Donald Duck in Hoofddorp: stripfiguren uit Duckstad. Grote kartonnen Willy Wortels en Goofy’s; kleurrijke zitzakken met de in gouden munten badende Dagobert; miniatuurpoppen van Mickey Mouse en, niet te vergeten: een schilderij van imposant formaat van de Duckwacht. Inderdaad ja, een speelse variant op Rembrandts beroemde Nachtwacht .
Joan Lommen loopt een beetje verloren rond door de vrolijk opgepimpte ruimte, waar normaliter bijna dertig medewerkers druk in de weer zijn met het maken van diverse tijdschriften, pockets en vakantieboeken. Ze hebben tweehonderd deadlines per jaar, zegt ze hardop. „Da’s niet niks, toch?!”
Vanwege de coronapandemie werkt iedereen nog steeds zo veel mogelijk thuis, legt Lommen uit op een van haar laatste dagen als hoofdredacteur. Het is goed geweest na veertig jaar, vindt ze. Lommen verlangt naar haar nieuwe leven. Boeken lezen, Netflixen en – vooral – veel tijd en aandacht besteden aan haar zes kinderen en vijf kleinkinderen, van wie de jongste een paar maanden geleden ter wereld kwam en de oudste inmiddels zes jaar is. „We gaan samen de eendjes voeren”, zegt ze lachend.
Hoe kan het ook anders? Lommen is vergroeid met de eenden Donald, Katrien, Kwik, Kwek en Kwak, Dagobert en al die andere stripfiguren die ze elke week samen met haar redacteuren nieuwe avonturen laat beleven. Duckstad is haar tweede habitat geworden. De strips zal ze ook na haar pensionering blijven lezen, zegt ze. Samen met de kinderen van haar kinderen.
Droombaan
De Limburgse kwam als twintiger binnen bij de uitgever van Donald Duck. Aanvankelijk als leerling-journalist met als taak teksten vanuit het Engels naar het Nederlands vertalen. Hertalen eigenlijk, want je kunt niet alles één op één vertalen, legt ze uit: „Soms moet je nieuwe grappen bedenken.”
Later werd ze chef, adjunct-hoofdredacteur en de laatste vijf jaar was ze hoofdredacteur. En passant deed ze er bijna tien jaar lang ook nog het hoofdredacteurschap van Tina bij. Ze heeft een droombaan, zegt ze meerdere malen tijdens het interview. „Want waar mag je nou op je werk de hele dag strips lezen…?!”
Lommen is 63 jaar geleden geboren in Tegelen, het dorp dat beroemd is om zijn creatieve zonen en dochters, zoals Huub Stapel, Ben Verbong, Pieter Kuijpers en Chantal Janzen. Ze groeide op in een gezin met drie kinderen, haar vader verdiende de kost als fotograaf, moeder sprong bij in de fotozaak. Ze komt nog regelmatig in het dorp dat twintig jaar geleden werd opgeslokt door Venlo. Om haar 95-jarige moeder te bezoeken. Of haar tante die de 100 inmiddels gepasseerd is.
Het voelt telkens toch een beetje als thuiskomen, bekent ze. Maar zo trots als Huub Stapel op zijn geboortedorp is, nee dat is ze niet. „Huub heeft het in elk interview over Tegelen, noemt het te pas en onpas. Ik heb er een fijne jeugd gehad. Maar ik vond het al snel te klein. Er was maar weinig te beleven in Tegelen. Je had er jongerencentrum Fjoetsjer, daar draaiden ze goeie films. Van Fassbinder en zo. Dat opende mijn blik op de wereld. Maar verder was ik toch vooral gericht op Venlo. Dat was destijds in mijn ogen de grote stad.”
Daar ging ze ook naar de middelbare school. Ondanks het advies van de directrice van haar lagere school. „Die zei tegen ons: ‘Jullie gaan straks toch allemaal trouwen en worden huisvrouw. Wat zou je dan elke dag naar Venlo gaan fietsen?’ Ik heb dat nooit gesnapt! En kan me daar nu nog steeds wel boos over maken. Dat totale gebrek aan ambitie…”
Rolmodellen
Als kind las ze veel stripboeken. Lucky Luke , Asterix & Obelix , dat soort werk. Dat ze later in het wereldje van de geïllustreerde verhalen emplooi zou vinden, stond toen nog in de sterren geschreven. Eigenlijk had ze lange tijd geen idee wat ze wilde worden. „Er waren ook niet zo veel rolmodellen voor meisjes. Mijn moeder werkte in de winkel van mijn vader. En verder wist ik dat je juf of verpleegster kon worden, maar ik zag me dat zelf niet doen.’’
,,De journalistiek leek me wel wat. Ik schreef al best veel en was altijd bezig met schoolkrantjes. Als we een opstel van vier kantjes moesten maken, dan pende ik er zo acht vol. Ik heb me aangemeld bij de School voor de Journalistiek in Utrecht, maar werd helaas uitgeloot. Uiteindelijk heb ik me ingeschreven voor de lerarenopleiding. Aardrijkskunde en Nederlands, dat kwam in mijn ogen nog een beetje in de buurt van de journalistiek.”
Samen met twee vriendinnen ging ze studeren in Leeuwarden. Waarom de Friese hoofdstad? „Omdat dat lekker ver weg was. En dicht bij de zee. Dat dachten we althans, maar dat viel vies tegen. In Leeuwarden hadden we een geweldige tijd. We werden omarmd door de Friezen. Die vonden drie meiden uit dat verre Limburg wel interessant. Ze hebben ons zelfs Fries leren praten. Ja, ik heb ook een beetje Fries bloed…”
Toen ze bijna klaar was met haar studie, zag ze een advertentie in de krant: leerling-journalist gezocht voor het weekblad Donald Duck . „Alles viel opeens op z’n plaats. Ik wist helemaal niet dat je daar redacteur kon worden en heb meteen een sollicitatiebrief geschreven. En werd nog aangenomen ook. En dat terwijl er maar liefst vierhonderd sollicitanten waren.”
Humor en fantasie
Ze moest trouwens flink wat studiewerk verrichten voor ze op gesprek ging, vertelt ze, want thuis lazen ze Donald Duck niet. Dat blad werd van oudsher verspreid samen met de Margriet , maar haar moeder las de Libelle , die door een katholiek concern werd uitgegeven. Overigens werkt die vroegere verzuiling nog altijd door in de cijfers, zegt de hoofdredacteur: de verkoop van Donald Duck blijft in katholieke gebieden nog altijd iets achter bij de rest van het land.
Op haar 23ste stapt ze voor het eerst de redactie van het weekblad binnen. Om er niet meer weg te gaan. Veel van haar collega’s werken er trouwens ook al heel lang. Er is maar weinig verloop. De redactie is een soort bubbel, legt ze uit, waar je alleen kunt functioneren als je een bepaald gevoel voor humor en fantasie hebt, en als je je kunt inleven in de belevingswereld van kinderen. „We hebben hier allemaal iets van Donald: een rebellie tegen volwassen worden. Die eend blijft lekker in zijn veilige wereld en wordt nooit verstandig.”
Er wordt veel gelachen in de grauwe kantoorkolos van uitgever DPG Media in Hoofddorp, waar ook nog de redacties van veel andere bladen huizen. „Tijdens vergaderingen vliegen de grappen over tafel. Iedereen wil de grappigste zijn Je moet een klein beetje gek zijn om hier te werken. Maar als je je goed voelt in die bubbel, dan wil je ook niet meer weg.”
Toch is het niet alleen maar ‘lang leve de lol’, legt Lommen uit. Er moet keihard gewerkt worden om alle deadlines te halen en om de daling in oplagecijfers te remmen. Donald Duck heeft nu een oplage van ruim 180.000 abonnees. Dat waren er ooit 400.000. „Maar we hebben nog steeds een enorm bereik: 2,3 miljoen mensen lezen het blad. Wat dat betreft doen we het veel beter dan veel andere titels in bladenland. En zijn we nog steeds een van de best gelezen bladen van Nederland. We bereiken trouwens niet alleen kinderen, hoor. Ook veel vaders lezen de strips, en studenten.”
Eeuwfeest
Volgend jaar viert de Nederlandse editie van Donald Duck de 70ste verjaardag. Lommen is ervan overtuigd dat het blad ook het eeuwfeest zal halen. Ze heeft het tijdschrift futureproof gemaakt, zegt ze, en is daar best trots op. Het blad is diverser geworden en de stripverhalen moderner. „De jarenvijftigwereld van Donald Duck was lang heilig, daar mocht je niet aankomen. We zijn trouw gebleven aan de karakters en de kleding van de figuren. Maar je moet wel met de tijd meegaan en dat hebben we gedaan. Kinderen van nu weten bijvoorbeeld niet meer wat een telefooncel is. Beetje bij beetje hebben we veranderingen doorgevoerd. Televisieschermen en telefoons zijn als eerste veranderd.”
In Duckstad lopen de inwoners anno 2021 ook rond met mobieltjes en hebben ze Facebook, al heet dat daar Snoetboek. Ook het taalgebruik is aangepast. Net als in de echte wereld zijn circusdieren verdwenen; van Hiawatha is afscheid genomen –„dat konden we echt niet meer maken ten opzichte van de Indiaanse gemeenschap” – en de vrouwenrollen zijn kritisch onder de loep ge- nomen.
„Katrien Duck is misschien niet sympathieker geworden, maar ze is nu wel onafhankelijk. Ze loopt niet meer de hele dag met een schort om. En ze heeft een baan.” Duckstad is ook diverser geworden, met gekleurde figuren, een eend die in een rolstoel zit, en een lesbisch koppel. Dat laatste haalde zelfs Het Journaal . De redacteuren zijn overigens geen trendsetters, maar trendvolgers, zegt Lommen.
Toeval
Wat gebleven is, zijn de positieve boodschappen die in de avontuurlijke verhalen zitten. „Oom Dagobert is een vrek, maar heeft een klein hartje. Als het erop aankomt, gaat familie altijd voor en verliezen de Zware Jongens”, zegt Lommen. Ongelukken en rampen lopen in Duckstad altijd goed af, zonder doden of zwaargewonden. Lachend vertelt ze dat veel mensen denken dat de makers van de stripverhalen inspringen op de actualiteit. Na de aanslag op het satirische weekblad Charlie Hebdo stonden Kwik, Kwak en Kwak op de cover met een rood potlood. Maar dat was toeval, legt Lommen uit, en had helemaal niks met de terroristische daad in Parijs te maken.
Met politiek willen de makers sowieso niets van doen hebben: „Het moet wel leuk blijven, hè!” Ze geeft nog twee voorbeelden. „We hadden een strip over monstertrucks klaarliggen toen het ongeluk in Haaksbergen gebeurde. Die strip ligt nog steeds op de plank. En toen begin vorig jaar de eerste coronabesmettingen ons land bereikten, hadden we een verhaal over Donald die door een virus werd bedreigd. Opnieuw puur toeval. Gelukkig heb ik dat nog net op tijd uit het blad kunnen halen.”
Veel bemoeienis van het Amerikaanse Disneyconcern, geestelijk vader van Donald Duck, is er trouwens nooit geweest, ook al wordt elke nieuwe editie wel voorgelegd aan vertegenwoordigers van dat concern. „Alleen over het gebruik van wapens hebben we wel eens discussies. Dat ligt in Amerika veel gevoeliger dan hier. Maar ja, we kunnen de Zware Jongens toch moeilijk een bank laten overvallen met deegrollers…”
Opmerkelijk is trouwens dat Donald Duck in Nederland en een aantal andere Europese landen veel populairder is dan in de VS waar ze vooral Mickey Mouse op handen dragen. Amerika heeft, in tegenstelling tot veel Europese landen, niet eens een blad dat gewijd is aan de goedaardige, maar klungelige vogel in zijn matrozenpakje. Hoe dat kan?
Lommen heeft er wel een verklaring voor: Amerikanen houden van winnaars. De brave Mickey Mouse die zijn leven goed op orde heeft, doet het daar veel beter dan die rare eend. Donald is een ploeteraar. Zijn onvolmaaktheid spreekt in Nederland veel meer tot de verbeelding. Hij is tegendraads en opvliegend. Iemand van twaalf ambachten en dertien ongelukken, die ook nog eens onder de plak zit bij zijn vriendin. „Herkenbaar voor veel mensen, maar net iets heftiger dan bij onszelf. Aan de lotgevallen van de eend kunnen we ook een beetje troost ontlenen”, zegt Lommen.
Ravage
Ze gaat ze missen, de bewoners van Duckstad, zegt Lommen. Als je dagelijks met die fantasiewereld bezig bent, dan vertaalt zich dat ook naar je eigen omgeving, legt ze uit. Hoe dan? „Ik kan overal de humor van inzien! Een paar maanden geleden werd mijn badkamer verbouwd. En wat gebeurde er: die jongens raakten de hoofdleiding, het water spoot eruit, het was een grote ravage. De bouwvakkers voelden zich heel slecht en boden hun excuses aan, maar ik kon er alleen maar om lachen.
Ik zei: ‘Ik werk bij Donald Duck. Daar zijn dit soort gebeurtenissen aan de orde van de dag. Dit hoort helemaal bij mijn wereld.’”
Ook haar creatieve collega’s gaat ze missen, vertelt Lommen. Naast alle bewoners van Duckstad. Maar vergeten zal ze die niet. „Donald zit in mijn DNA. Kun je de eend uit de mens halen? Ik denk het niet…”
Deel dit artikel Lees meer over Extra Interview
Hoofdredacteur Joan Lommen uit Tegelen vertrekt bij Donald D…
Joan Lommen stapte veertig jaar geleden de redactie van ‘Donald Duck’ op als leerling-journalist. Ze klom op tot hoofdredacteur en deed er en passant ook het hoofdredacteurschap van ‘Tina’ bij. Afbeelding: Jean-Pierre Jans